Regie: Ruben Östlund | Duur: 147 minuten | Taal: Engels | Kijkwijzer: 12 jaar

Camera

Poep en kots klotsen er kostelijk op los in Triangle of Sadness, de nieuwe film van de Zweedse cineast Ruben Östlund over een paar rijke stinkerds die bakzeil halen – en niet zo zuinig ook. Östlund mag zich sinds het internationale filmfestival van Cannes tot een select gezelschap rekenen van in totaal negen filmmakers die de Gouden Palm twee keer wisten te winnen: in 2017 deed hij dat met The Square, en in mei dit jaar met het knotsgekke Triangle of Sadness, waarin Östlund (1974) een lelijke kant van de mens laat zien. Poeplelijk.

Het modellenkoppel Carl (Harris Dickinson) en diens vriendin Yaya (Charlbi Dean) krijgen een luxe cruise in de schoot geworpen. Aanvankelijk verloopt hun snoepreisje rimpelloos, totdat het jacht in slecht weer terechtkomt, water maakt en uiteindelijk ook zinkt. Carl en Yaya belanden hierop met een paar andere overlevenden op een onbewoond eiland. Al snel wordt pijnlijk duidelijk dat daar de sociale verhoudingen compleet anders liggen dan op de boot.

De kille Balenciaga-blik of misschien toch de blije H&M-blik? Je zegt het maar. Beide zijn ruimschoots op voorraad en kunnen bovendien in een oogwenk geleverd worden. Carl en zijn collega-modellen worden als aapjes gedresseerd in de openingsscène van Triangle of Sadness. In de harde modewereld zijn jonge lijven er immers het lokaas dat de handelswaar moet aanprijzen. Emotie en gevoel zijn er van plastic gemaakt; Carl en zijn lotgenoten nauwelijks meer dan emoticons.

De prelude van Triangle of Sadness schetst de buitenwereld, de vraag is vervolgens hoe de binnenwereld eruitziet. Gaat er achter de ‘smiley’ of ‘grumpy’ Carl een (beetje) persoonlijkheid schuil? En bij Yaya? Er volgt een scène waarin de twee modepopjes langdurig ruziën over de vraag wie de rekening in het restaurant moet betalen. In het intelligent opgebouwde segment (hun dialoog smeert Östlund uit over vier locaties), valt Carl over de traditionele rollenpatronen tussen mannen en vrouwen. Zowaar is in het segment sprake van een zeldzaam momentje van zelfreflectie van Yaya: ze geeft toe dat mensen manipuleren voor haar een koud kunstje is; ze heeft het zelf niet eens meer door.

Bij dat ene momentje van wat meer diepgang blijft het. Want aan boord van het schip weet het koppel zich omringd door een verzameling rare snoeshanen die, gemiddeld genomen, behoorlijk op leeftijd zijn. Glitter en glamour in verrimpelde velletjes. Ze hebben niets met elkaar gemeen, behalve dan dat ze allen scheel zien van de kwartjes, en ook te dom zijn om te poepen. Onder hen bevinden zich de Russische mestkoning Dimitry (Zlatko Burić), een Britse wapenhandelaar en het steenrijke ICT-genie Jarmo (Henrik Dorsin). En ook de kapitein, Thomas (Woody Harrelson), blijkt een zeer apart figuur.

Drie potten Nutella in een geel koffertje, door een helikopter in het ruime sop gedropt. Dat markeert het begin van het middenstuk van Triangle of Sadness, het gedeelte op het jacht dat Östlund gebruikt om de sociale verhoudingen aan boord te schetsen en van daaruit toe te werken naar een zalig dwaze apotheose. Hoe die verhoudingen liggen? Kort gezegd: hoe lager de positie op de maatschappelijke ladder, des te dieper weggestopt op de boot. Wat een geluk dan dat een oud dametje in een jacuzzi oprecht bezorgd is om het welzijn van het personeel en met een zeer verbindend teamuitje op de proppen komt.

De meest kolderieke typetjes zijn Östlunds pen ontglipt. Carl de softie (de man met de vrouwelijke energie, hij beweegt constant mee), het jaloerse trofeevrouwtje Yaya (met juist de mannelijke energie), de clowneske vetklep Dimitry (de leukste van allemaal, gewéldig acteerwerk) en Thomas de zuipschuit, die zich hardnekkig schuilhoudt in zijn eigen kajuit. Veiligheidsoefening? Kapiteinsdiner? Voor dat soort nonsens hoef je bij de zwaar benevelde echt niet aan te kloppen. Alleen het bewuste teamuitje tovert een lach op zijn gezicht; voor een beetje afleiding is de prettig op drift zijnde ziel altijd te porren.

Het kapiteinsdiner is het klapstuk van de film. Terwijl Thomas een hamburger met frietjes zit weg te knagen – geniaal, krijgt het poeprijke gebroed de meest fijnzinnige spijzen voorgeschoteld. Maar het duurt niet lang eer die spijzen, in gewijzigde vorm, weer de gang naar buiten vinden. Een wasknijper op de neus is geen overbodige luxe, beste kijker. Niet te wissen van mijn netvlies is het beeld van het omaatje dat over een ranzige toiletvloer glibbert. Eet smakelijk. Niet veel later is het de boot zelf die zijn vracht uitkotst. Maar niet voordat Thomas, met de ladderzatte Dimitry in zijn kielzog – ze zijn net een anarchistische minigarde – via de microfoon de aanwezigen op het schip fileert. Briljante cinema.

Eenmaal op het eiland heet de kapitein Abigail (Dolly De Leon). De tengere Filipijnse, schoonmaakster op de boot, schiet direct in de survivalmodus: ze vangt vis en bereidt die op een eigenhandig aangelegd vuurtje. In het derde deel van Triangle of Sadness draaien de verhoudingen 180 graden. Geld en materie blijken namelijk waardeloze instrumenten als overleven het enige agendapunt is. Abigail beseft dat, zet Yaya en de immer gezagstrouwe Paula (Vicki Berlin, prima bijrol) naar haar hand en creëert zo een soort van matriarchaat, waar niet geld maar schoonheid het betaalmiddel is. Herinnert u zich de op een cruiseschip afspelende serie The Love Boat? Die dekselse Abigail toch!

De rijksten der aarde gaan genadeloos kopje-onder in Triangle of Sadness. Östlund wil aanzetten tot nadenken en doet dat met een satire die vooral shocktherapie voor de zintuigen is; Triangle of Madness was eveneens een passende titel geweest. Het is ironisch dat zijn film in Cannes de hoofdprijs won, uitgerekend ten overstaande van de crème de la crème van de filmwereld. Volk dat niet zou misstaan op het pompeuze schip waar een aanzienlijk deel van het verhaal is gesitueerd. Om jezelf lachen neemt anderen de wind uit de zeilen, zullen we maar zeggen.