Regie: Robert Eggers | Duur: 109 minuten | Taal: Engels | Kijkwijzer: 16 jaar
Robert Eggers’ The Lighthouse is een freakshow die de kijker terugwerpt in de tijd. Willem Dafoe en Robert Pattinson schitteren in een film die ook technisch gezien ontzettend knap in elkaar steekt. Het beeldformaat springt het meest in het oog. The Lighthouse heeft namelijk een aspect ratio (beeldverhouding, de verhouding tussen de breedte en lengte) van 1,19:1. Een bijna vierkant beeld dus. Tel daarbij op dat de 35 mm-film in zwart-wit is geschoten, en je begrijpt waardoor The Lighthouse je doet ervaren hoe cinema er ruim een eeuw geleden uit zag.
Het verhaal speelt zich dan ook in die tijd af, zo rond 1890. Twee mannen, de ervaren vuurtorenwachter Thomas Wake (Dafoe) en voormalig houthakker Ephraim Winslow (Pattinson), zitten vier weken lang met elkaar opgescheept in een oord waar je echt niet wilt zijn: op een kaal, in permanent grijs gehuld eilandje voor de kust van New Engeland, in het uiterste noordoosten van de VS.
Waar houdt de fantasie op en begint de gekte? Na The Witch (2015) nodigt Eggers je in zijn tweede film opnieuw uit die vraag te beantwoorden. Zoek het lekker zelf uit, luidt zijn boodschap. Hij verschaft slechts het kader, door je op te sluiten in een soort visuele gevangenis. De scherpe begrenzing van het vierkante beeld voelt alsof je in een blokkendoos wordt gestopt. De zwartwitte schakeringen symboliseren daarbij de psychische gesteldheid van de twee mannen. De leegte vreet aan hen, stompt hen af. De afwezigheid van kleur prikkelt de fantasie van de kijker. En diens zintuigen. Het onvoorstelbaar ranzige voer, pannen vol urine waar drollen in drijven, zweet- en alcohollucht en een Thomas die aldoor scheten laat. Gadverdamme, wat is alles verschrikkelijk vies in The Lighthouse!
Het uniforme ‘blokkendoosbeeld’ werkt verdrukkend, en dus ga je op zoek naar een escape. Die is er niet, ervaren ook de twee tot elkaar veroordeelden, die elkaar slechts pruimen na overmatig drankgebruik. Schitterend hoe Ephraim en Thomas met elkaar op de vuist gaan. Eerst voornamelijk verbaal, later ook fysiek. De waanzinnige Thomas (een magistrale Dafoe) produceert de ene woordenwaterval na de andere en zadelt de kwetsbare Ephraim op met alle rotklusjes in en rondom de vuurtoren. En o wee als die zich durft te bemoeien met het licht; dat summum is louter en alleen gereserveerd voor Thomas.
Maar de introverte, seksueel hunkerende Ephraim – het is via hem dat Eggers zijn fantasie carte blanche geeft – laat zich dat niet zomaar ontzeggen. Significant in dat opzicht is de scène waarin hij zijn opgekropte woede koelt op een zeemeeuw; na dat kantelpunt zoekt hij steeds nadrukkelijker de confrontatie met de bazige Thomas. Aldus baant hij zich een weg naar het verlossende licht, naar dat gelukzalige ‘orgasme’ waarmee de film eindigt. Fantasie en gekte zijn dan definitief één.
Psychologische horror in een van drank doordrenkte zwijnenstal. Waarbij het geschal van de misthoorn, niet weg te denken in de film, fungeert als het refrein der waanzin. Misschien laat de fijnbesnaarde filmliefhebber The Lighthouse, een nachtmerrie voor een claustrofoob, beter aan zich voorbij gaan. Maar voor hen met een beetje eelt op de filmziel: zorg dat je deze fascinerende prent hebt gezien.