Regie: Bora Kim | Duur: 138 minuten | Taal: Koreaans | Kijkwijzer: 9 jaar

Camera

Wat ik voor onmogelijk hield, is dan toch gebeurd: de vonk tussen een Aziatische film en Jochem slaat over. De ‘schuldige’ is het prachtige Zuid-Koreaanse drama House of Hummingbird, het speelfilmdebuut van cineaste Bora Kim (1981) waarin ze herinneringen aan haar jeugd verwerkt. ‘Doorgeefluik’ van die herinneringen is het tienermeisje Eun-hee Kim, ontzettend knap vertolkt door Ji-hu Park.

Seoel, 21 oktober 1994. Tijdens het spitsuur bezwijkt een deel van de Songsu-brug. Hierop belt Eun-hee direct haar vader. Ze gilt, is buiten zinnen. Haar gedrag doet denken aan wat zich eerder dat jaar voltrekt: na de dood van Kim Il-sung, bijna een halve eeuw de sterke man van de stalinistische vesting Noord-Korea, breekt de pleuris uit in dat land. Hysterisch rouwbeklag, en masse. Eun-hee ziet de tv-beelden in het ziekenhuis waar ze op dat moment herstellende is van een medische ingreep.

De gekte behoort tot de uitwassen van een repressief systeem dat het individu verdrukt. Geen ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, verboden toegang voor gevoel. Treffend is de reactie van de vader van Eun-hee als zij hem betrapt bij het dansen op muziek: “Ik oefende mijn tennisslagen,” verontschuldigt hij zich. Om zich vervolgens rap uit de voeten te maken. Repressie doet je vluchten in een cocon; stelselmatige conditionering sorteert kille façades. Autisten. Die buitenkant verklaart waarom ik me steeds stukbijt op Aziatische films. Ik word er vaak zo verdrietig van.

Totdat, onverwacht, Bora Kims subtiliteit me weet te ontroeren. Omdat ze erin slaagt die kille façades door te prikken in House of Hummingbird, een drama met een historisch kader. Een film over groeipijnen. Die doen zeer in een maatschappij zo strak als een korset. En nog meer zeer als je vrouw bent. Ik moet slikken wanneer twee jonge grieten in House of Hummingbird elkaar vertellen dat ze regelmatig worden afgeranseld door nota bene hun eigen broer. Kennelijk de normaalste zaak van de wereld. De een (een mondkapje maskeert haar dikke lip) krijgt ervan langs met een bamboezwaard, de ander met een golfclub.

“Wat is er veel waanzin, hè?” concludeert juffrouw Youngji (Sae-byeok Kim), lerares kalligrafie aan het Chinees bijbelinstituut waar Eun-hee wekelijks braaf aanschuift. De jonge Youngji zíet Eun-hee, Eun-hee voelt zich gezien. Behoedzaam schetst Bora Kim de vriendschap tussen de twee generaties vrouwen. Ik kan er niet omheen: in Kims film proef ik een vleugje Lost in Translation (2003). Weet u nog? Een subliem drama over twee verloren zielen in Tokio. Verbinding zoekend in een op hol geslagen attractiepark. Het potje van House of Hummingbird is heel anders dan dat van Lost in Translation, maar beide bevatten bitterzoete honing.

House of Hummingbird is een beschouwelijke prent. Dromerig. Het tempo ligt laag. Zorgvuldig opgebouwde strofes, een droef refrein. Het acteerwerk is voorbeeldig; een dikke pluim voor met name de jongste castleden. En met de camera weet Guk-hyun Kang (nu eens de distance benadrukkend, dan weer de confrontatie zoekend middels een close-up) uitstekend raad. Jammer alleen dat Kim naar het einde toe iets te veel het drama zoekt. Dat neemt echter niet weg dat ik vanaf nu Aziatische cinema een stuk zonniger bezie.