Regie: John Hughes | Duur: 103 minuten | Taal: Engels | Kijkwijzer: 6 jaar
Lang vervlogen tijden herleven bij het zien van een tekst als ‘binnenkort verkrijgbaar op videocassette’. Het staat gedrukt op oude posters van Ferris Bueller’s Day Off, uit 1986. Een zalige prent van de man die als geen ander in het tienerbrein kruipt: wijlen regisseur John Hughes (1950-2009), die in 1985 ook al scoorde met The Breakfast Club. De parallel tussen die film en Ferris Bueller’s Day Off, een enorme bioscoophit, is dat het gezag flink in het ootje wordt genomen.
Ferris Bueller (Matthew Broderick) heeft vandaag geen zin in school. Hij leidt zijn goedgelovige ouders om de tuin en knijpt er vervolgens lekker tussenuit met zijn liefje Sloane (Mia Sara) en zijn beste vriend Cameron (Alan Ruck). Terwijl het drietal in Chicago de bloemetjes buitenzet, gaat schooldecaan Edward Rooney (Jeffrey Jones) op onderzoek uit. Kan Ferris misschien rekenen op het begrip van zijn oudere zus Jeanie (Jennifer Grey)?
Laat ik beginnen met de schlemiel in Ferris Bueller’s Day Off: Edward Rooney, voor altijd vereeuwigd dankzij de slotact. Daarin zien we hem strompelen door een keurige woonwijk. Zijn broek is even gehavend als zijn humeur. Een schoolbus komt voorbij en de chauffeuse merkt fijntjes op dat Rooney eruitziet alsof hij gevochten heeft. “Wil je een lift?” Het lijdend voorwerp stapt tandenknarsend in en neemt plaats naast een nerdy meisje met belachelijk grote brillenglazen – de enige stoel die nog niet bezet was, duh. Tegelijkertijd hoort u het legendarische Oh Yeah van Yello; een tune die elke filmfan zal heugen.
Niemand die Ferris níét te slim af is. Om te beginnen dus Rooney, die onraad ruikt en zich meer en meer ontpopt tot een soort bloedhond. Hij is uit op de ontmaskering (zeg maar gerust de totale destructie) van het ettertje Ferris, die al voor de negende keer spijbelt en echt aan alles heeft gedacht om niet door de mand te vallen. Dat beseft Rooney ook en aangezien hij vanuit zijn kantoor niet veel verder komt, besluit hij de zieke Ferris thuis op te zoeken. Met verstrekkende consequenties – over bloedhond gesproken.
Ferris’ maatje Cameron dan. Alan Ruck was al 29 toen hij in Ferris Bueller’s Day Off een aan ziektevrees lijdende knul speelde. Ruck speelt de sterren van de hemel. Waar de andere personages nogal ‘plat’ zijn, ondergaat grauwe bonenstaak Cameron een ware transformatie. Zijn depressiviteit hangt, zo leren we gaandeweg, samen met zijn vader die hem klein en doodsbang houdt. Weliswaar komt pap niet één keer in beeld, maar via Cameron komt hij toch ‘tot leven’. Uiteindelijk rekent hij (weergaloze scène) af met zijn angsten, en wel via de personificatie van zijn vader: een bloedrode Ferrari 250 GT California uit 1961. Oh yeah.
Om de vraag uit alinea twee te beantwoorden: nee, Ferris kan fluiten naar het begrip van zijn zus. Jennifer ‘Baby’ Grey (Dirty Dancing, 1987) is ook al een genot om naar te kijken. Jeanie kan haar broer wel schieten. Meneer komt met alles weg, terwijl zij overal bot vangt. Extra zout in de wond is dat de hele school intens meeleeft met haar uiterst populaire broer. Een collecte, bloemstukken aan huis en zelfs een luchtballon met de tekst ‘Save Ferris’ erop doen Jeanie groen aanlopen van nijd. Totdat ze op het politiebureau belandt en een onverwachte ontmoeting aldaar de angel uit haar gif wegneemt. Such a twist!
Intelligent script, kostelijke typetjes, uitstekende montage en klassieke oorstrelers als het Twist & Shout van The Beatles: de feelgoodmovie Ferris Bueller’s Day Off is ruim anderhalf uur genieten geblazen. Een film over het stoute kind dat (lekker puh!) victorie kraait. In 2012 deden geruchten de ronde dat er een sequel in de maak zou zijn, maar goddank is het nooit zover gekomen. Sommige films zijn niet te evenaren. John Hughes’ iconische tienerkomedie is zo’n film, daar moet je geen vervolg op wíllen maken. John Hughes. God hebbe zijn stoute kinderziel.