Regie: Gustav Möller | Duur: 85 minuten | Taal: Deens | Kijkwijzer: AL
Ik raak maar niet uitgepraat over Den Skyldige. Een juweel, deze Scandinavische coproductie. Onthoud de volgende namen: Gustav Möller (regisseur), Jasper Spanning (camera) en last but not least: Jakob Cedergren. Laatstgenoemde zet een vertolking neer waar je stil van wordt – behalve ik dus. Goed, ik laat mijn pen aan het woord.
Cedergren speelt Asger Holm, een politieman die recent is overgeplaatst en nu vanuit een alarmcentrale telefonische oproepen beantwoordt. Niet bepaald een spectaculaire job, want de meeste noodkreten hebben weinig om het lijf. Maar dan krijgt Asger een zekere Iben Østergård (Jessica Dinnage) aan de lijn. De eerste woorden die deze jonge vrouw spreekt: “Hoi, liefje.”
“Hoi, liefje”? Een fractie van een tel meen ik beland te zijn in de verfilming van het kleffe liefdesrelaas van Bob en Bea uit de Margriet, maar nee. Gelukkig. Iben blijkt ontvoerd te zijn. Met enkel een telefoon als hulpmiddel begint Asger, plots weer bij de les als ware hij door een wesp gestoken, aan een zenuwslopende reddingsoperatie. Een reddingsoperatie die zich tevens ontvouwt als Asgers pad richting de verlossing. Daarover later meer.
Wat een fenomenaal regiedebuut van Gustav Möller (Göteborg, 1988). Den Skyldige is topcinema en dat ondanks de inzet van slechts minimale middelen. Eén personage, één locatie en een telefoon. Misschien moet ik herformuleren. Nee, niet misschien. Ik bedoel: het is topcinema dankzij de inzet van minimale middelen, niet ondanks. Het minimalisme (hier dus allerminst pejoratief bedoeld) maakt dat narratief en acteur één worden. Inrichten is vooral weglaten; dat geldt zeker voor de filmkunst. Möller heeft dat uitstekend begrepen.
Maar wat je wél belicht, moet de toeschouwer grijpen. In de eerste plaats is dat Jakob Cedergren (1973). De Zweedse acteur kan voor mij niet meer stuk. Asger Holm is een man met kopzorgen, dat is al snel duidelijk. Hij knijpt in een stressbal, lost even later een bruistablet op in een glas water. Aanvankelijk blijft de in gepeins verzonken ziel een mysterie, ondanks dat hij vanaf het begin het middelpunt van de actie is. En blijft. Jasper Spanning portretteert Asger met opzet van dichtbij en ‘peinst’ met hem mee. Vooral door secuur in en uit te zoomen. Het camerawerk, feitelijk heel basaal, maakt het razendspannend.
In het hoofdnarratief (voorzien van een enorme twist) verweeft Möller een tweede verhaallijn. Hierdoor kom je gaandeweg te weten waarom Asger privé de weg behoorlijk kwijt is. Möller maakt knap gebruik van cliffhangers. Eerst wordt Asger gebeld door een brutale journaliste over “de zaak van morgen”, om even later gerust gesteld te worden door zijn chef: “Na morgen ben je gelukkig weer op straat.” Wat staat er morgen te gebeuren? Wat heeft hij op zijn kerfstok? En welke rol speelt zijn maat Rashid?
Asgers verlossing, specifiek de manier waarop Möller hier naar toe werkt, is wat Den Skyldige zo goed maakt. Ik val in herhaling (pardonnez-moi), maar wat gaat Möller briljant te werk, zeg. Het laatste halfuur is ijzersterk. Wat hij namelijk doet is het ‘verkleinen’ van de toch al gecomprimeerde locatie. Met het net dat zich steeds meer rond hem sluit, besluit Asger op zeker moment naar een andere kamer te gaan, die kleiner is dan de gemeenschappelijke ruimte. Vervolgens zondert hij zich nog meer af door ook de luxaflex naar beneden te doen. Geïsoleerd en in een quasi donker vertrek (toepasselijke belichting) barst uiteindelijk de bom. Maar het beste moet dan nog komen.
Want de bomscherven ruimt Asger op tijdens de adembenemende slotminuten van Den Skyldige, waarmee deze psychologische flipperkast – het lijntje met het Britse Locke (2013) is evident – de apotheose krijgt die het verdient: Asger redt uiteindelijk niet alleen Iben Østergård, maar ook (en vooral) zichzelf. En hij doet dat in het bijzijn van zijn collega’s, in de gemeenschappelijke ruimte dus. Slik. Aan tranen in je ogen valt nauwelijks te ontkomen. Schuld ingelost, lieve Asger.