Regie: Marc di Domenico & Charles Aznavour | Duur: 83 minuten | Taal: Frans | Kijkwijzer: AL

Camera

Place du Tertre, in het 18e arrondissement van Parijs. In een knus brasserietje zit ik te genieten van een pain au chocolat (nergens zo lekker als in het beloofde land zelf) en un grand café noir. De radio staat aan, het geluid uit de plafondspeakers kraakt een beetje. Alsof je vers stokbrood breekt. Plots brengen ze een mannenstem ten gehore. Zuiver timbre, bekoorlijke melodie. Mes emmerdes heet het chanson. En zo maak ik in juni 1997 kennis met chansonnier Chahnour Varinag Aznavourian, beter bekend als Charles Aznavour (1924-2018).

Het fameuze kunstenaarsplein is ook de plek waar Aznavour met zijn eerste vrouw woonde: zangeres Micheline Rugel. Piepjong waren ze, maar het was ‘le coup de foudre’ (liefde op het eerste gezicht). In 1946 zouden ze elkaar het jawoord geven. In La bohème bezingt Aznavour die tijd. Het is nostalgie van de bovenste plank: de melodie, de tekst, de korrelige beelden van het naoorlogse Montmartre. Alles ademt onschuld in Aznavour, le regard de Charles. Een tedere blik over de schouder.

Uniek aan de documentaire is dat het een zelfportret betreft; Aznavour is aan het woord. Dat wil zeggen: we horen zijn observaties en overpeinzingen. De voice-over is van acteur Romain Duris en hij doet dat op voortreffelijke wijze. Zijn warme, heldere stem lijkt namelijk erg op die van Aznavour. Toch klinkt Aznavours signatuur het meest door in de beelden, om de simpele reden dat hij die zelf heeft geschoten. Want van wie kreeg hij in 1948 een filmcamera? Van niemand minder dan Édith Piaf. De dame die hem ontdekte.

“Je suis un homme de la rue, de l’extérieur.” Aznavour het straatjochie. Nooit ging hij zonder Piafs camera op pad. Hij filmde om dichter bij de mensen te komen, om het leven te ‘vangen’. We zien beelden uit Centraal Afrika, van de sloppenwijken in La Paz (Bolivia). Hij vertelt de kijker dat hij zich verloren voelt wanneer hij Macao bezoekt, een mierenhoop in Azië. Maar in Tokio, op tournee met zijn derde vrouw (de ruim twintig jaar jongere Zweedse Ulla Thorsell), is hij juist als een vis in het water.

“Je pense donc je suis” zei René Descartes. Aznavour knipoogt naar Descartes door te stellen: “Je me filme donc j’existe.” Het vlot gemonteerde Aznavour, le regard de Charles belicht niet zozeer zijn grote successen, hoewel hij die uiteraard wel kende. Zo ging hij met Piaf op tournee door Frankrijk en Amerika, met een bomvol Carnegie Hall (New York) in 1966 als hoogtepunt. In Québec was het vervolgens een waar gekkenhuis: in veertig weken tijd verzorgde hij in diverse clubs honderden optredens. Erna zong de naam van ‘Monsieur le Prince’ alom rond.

Veertig uur aan historisch filmmateriaal, gecomprimeerd tot 80 minuten: Aznavour, le regard de Charles is een ontroerend filmdocument over een kind van Armeense immigranten. Talentvol en in de wieg gelegd voor het avontuur. En die al 40 jaar is wanneer hij voor het eerst voet zet op vaderlandse bodem. Hij ontmoet er zijn oma en deelt handtekeningen uit aan fans. Beelden die nog maar eens aantonen dat Aznavour altijd dat jochie met een open blik zou blijven. Hij wilde niet zozeer gezien worden, hij wilde vooral zelf zien: “ U zag mij, maar u weet wellicht niet dat ik u ook zag.”